Cruise ABC

De belangrijkste begrippen voor nieuwelingen

Wat is de brug van een schip, wat is een vrijhaven en hoe noem je de bestuurder en gezaghebbende van een schip? Ontdek de maritieme spreektaal.

Aan boord van een cruiseschip spreekt de bemanning met enige regelmaat in jargon. Wilt u als nieuwe cruiser weten waar de bemanning het over heeft? Dan is het zeker handig om voor uw eerste vaart op een cruiseschip bekend te worden met het cruise jargon. Wij hebben de belangrijkste begrippen voor u op een rijtje gezet.

A

Ahoi: oorspronkelijk geen groet, maar een signaalwoord, om schepen aan te roepen
Ankeren: voor anker gaan
Atrium: het centrale punt van een schip

B

Bakboord: linkerzijde van een schip
Balkonhut: buitenhut met een balkon
Boeg: het voorste deel van een schip
Binnenhut: een hut zonder raam
Brug: de plaats op een schip van waaruit het bestuurd wordt
Buitenhut: een hut met een raam
Bunker: ruimte op een schip waar de brandstof wordt opgeslagen

C

Cruise director: persoon van de bemanning die verantwoordelijk is voor het amusement en de sport- en spelactiviteiten
Code Alpha: code die staat voor een medisch noodgeval

D

Dek: de vloer van het schip. Het aantal dekken geeft aan hoeveel etages een schip heeft
Dekplan: tekening van de indeling van een dek
Droogdok: herstelplaats van schepen

I

Ijsklasse: aanduiding in hoeverre een schip kan varen in bepaalde ijscondities
Inscheping: het aan boord gaan van een schip

K

Kade: oeverstrook waar schepen kunnen aanleggen
Kapiteinsdiner (captain’s dinner): een diner dat wordt bijgewoond door de kapitein
Kiel: de onderkant van het schip. Vormt de ruggengraat van de scheepsromp
Kielwater: de streep die wordt gevormd achter een varend schip
Knopen: de eenheid van snelheid in de scheepvaart
Koers: de richting die een vaartuig op een bepaald moment aanhoudt of wil aanhouden
Kombuis: een keuken op een schip
Kraaiennest: platform in de mast van een schip

L

Lijzijde: de kant van het schip die uit de wind ligt
Loefzijde: de kant van het schip waar de wind op staat

M

Maidentrip: de eerste reis van een nieuw zeeschi
MS: afkorting voor motorschip

O

Ontscheping: het van boord gaan van een schip

P

Pier: ver in het water uitstekende steiger in een baai of haven
Promenadedek: vermaakcentrum aan boord van een cruiseschip

R

Rede: ankerplaats van een vaartuig
Roer: het stuur van het schip

S

Scheepsdoop: ceremonie van een nieuw schip bij het te water laten
Scheepskapitein: de gezagvoerder en eindverantwoordelijke aan boord die het schip bestuurt
Stuurboord: rechterzijde van het schip

T

Tender: een schip dat passagiers met hun handbagage naar een op de rede liggend zeeschip vervoert
Tewaterlating: ceremonie waarbij een schip na voltooiing in het water wordt gelaten vanuit de scheepswerf of het droogdok

V

Valreep: loopplank met leuningen naar een schip
Vlaggenschip: ceremonie waarbij een schip het eerst het water betreedt na het verlaten van de scheepswerf
Vrijhaven: plaatsen met vrijstellingen, bijvoorbeeld de vrijstelling van betaling van belasting

Z

Zeegang: golfpatroon gegenereerd door de wind aan het wateroppervlak
Zeemijl: lengtemaat in de zeevaart gelijk aan 1852 meter
Zodiac: een opblaasbare rubberboot (reddingsboot)



Voeg commentaar toe

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *